[vc_row][vc_column][us_image image=”4993″][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]Die nacht werd het opnieuw donker.   De zon verdween achter de horizon, de sikkel van de maan kwam op aan de andere kant, de sterren flikkerden in het nachtelijke zwart. Vaag kon je de contouren van de melkweg zien. Een betoverend schouwspel.

Newton vond het maar niks. Hij had weken en maanden en jaren zitten zwoegen om de beweging van de planeten en de beweging van de maan in verband te brengen met de appel die hij had zien vallen. Het bracht hem op het idee dat de zwaartekracht van de aarde voorbij de appel tot aan de maan reikt en verder. Wat die appel betrof – er stonden nu eenmaal fruitbomen in de boomgaarden van Woolsthorpe, en er vielen nu eenmaal appels naar beneden. Newton vond het alvast een leuk verhaal dat zeker enkele honderden jaren zou standhouden.
Uiteindelijk was hij erin geslaagd om een gravitatiewet neer te schrijven waarin hij stelde dat twee massa’s elkaar aantrekken, evenredig met en omgekeerd evenredig met enzoverder… En daarmee kon hij met schitterende wiskundige logica uitleggen waarom en hoe de planeten naar de zon vielen, de maan naar de aarde en de appel op zijn hoofd.

Maar iets zat hem niet lekker.
Als twee dingen elkaar aantrekken hebben ze neiging om naar elkaar toe te gaan (vraag dat maar aan een verliefd koppel – alhoewel Newton dàt niet kon weten). Zijn beroemde wet zorgde er dus voor dat alle massa’s in het heelal naar elkaar toe zouden getrokken worden. Maar dat betekende dat alle sterren en planeten uiteindelijk op één hoopje moesten belanden. Dat was een conclusie die hem hoofdbrekens bezorgde, en hij had al zoveel hoofdpijn van die appel.

Hij dacht het probleem snel te kunnen oplossen.
‘Plaats genoeg in het universum’, veronderstelde hij en prompt ging hij ervan uit dat het heelal gewoon oneindig groot was en dat er dus oneindig veel sterren en planeten waren, daarbovenop nog eens mooi verdeeld over die oneindige ruimte. God was gul geweest en had bovendien zin voor orde en netheid. Als die allemaal aan elkaar trekken, dan gebeurt er niks.   Zo redde hij de wereld van ineenstorting.
Dacht hij.

Toen werd het die avond weer donker. Maar als het heelal oneindig veel sterren bevat, dan moet op iedere plaats aan de hemel een ster staan, die licht geeft. En dan zou het hele nachtelijke uitspansel klaar verlicht moeten zijn.
Waarom is het dan donker ‘s nachts ?
Newton vond het maar niks en stampte van Britse colère op de grond. Aangezien actie gelijk is aan reactie ging Newton die nacht slapen met een pijnlijke voet.
Hij had het kunnen weten.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]